Elke dag trekt Samida* er op uit om de geiten en schapen te verzorgen. Als ze eindelijk een moment over heeft, loopt ze het veld op en bukt. Met haar handen graaft ze in de grond en haalt ze haar Injil (het Nieuwe Testament) tevoorschijn. Tot op een dag haar moeder haar betrapt. Zij pakt haar het boek af en Samida moet toekijken hoe haar meest kostbare bezitting in vlammen opgaat.
De 26-jarige Samida woont nog thuis en is niet getrouwd. In haar cultuur is het normaal dat je voor je 21e trouwt. Haar familie ziet haar als een schande en niet alleen omdat ze nog niet getrouwd is. In hun ogen dwaalt ze ook af van hun tradities en hangt ze een ‘vreemde religie’ aan.
Er was een tijd dat het hele gezin christen was. Toen Samida’s vader blind werd, zei hij: “Als Jezus zo machtig is dan zal Hij wel mijn ogen genezen.” Maar er gebeurde niets. Samida’s ouders waren erg teleurgesteld en besloten terug te keren naar de islam, maar Samida had hoop gevonden in de Here Jezus. Ze bleef op Hem vertrouwen.
Samida’s ouders reageerden hun frustratie af op haar. Op een dag greep haar moeder haar nijdig bij de haren en sleepte haar mee naar het marktplein. Daar sloeg ze Samida met een stok terwijl de dorpelingen toekeken. Samida: “Ze behandelt me als een slaaf. Ik werk dag en nacht voor mijn ouders en nu zeggen ze mij dat er geen plaats meer voor mij is in huis. Dat het beter is als ik de schuur deel met de dieren. In hun ogen ben ik niemand.”
Samida kan haar dorp niet verlaten, omdat het niet veilig is om als vrouw alleen te wonen. Ze vertelt dat er ook wetten in haar land zijn die burgers verbieden in een ander dorp te gaan wonen. Ze zegt: “Is er een oplossing voor mij? Is er een uitweg? Ik vind het soms heel lastig om zo te leven.”
* Schuilnaam