‘Ik zou in een bar gaan werken! Dat heb je beloofd!’ Mijn stem slaat over en ik voel hoe de angst mijn keel dicht knijpt. Dit kan niet waar zijn, ik ben naar Amsterdam gekomen om te werken, maar niet als prostituee! Ik probeer het nog eens: ‘Je hebt het beloofd! Waarom doe je dit?’ Ik trek aan zijn arm en smeek om uitleg.
Opeens is zijn gezicht dicht bij me en voel ik hoe hij me vast grijpt; dwingend en gemeen. ‘Luister dame, je gaat werken, voor mij. Dit wilde je toch? Je gaat hier achter het raam werken en je zorgt maar dat je genoeg verdient, anders krijg je met mij te maken.’ Hij knijpt me nog harder en ik ruik zijn vieze adem voordat hij me ruw aan de kant gooit. Wat doe ik hier? Waarom geloofde ik hem?
Ik kom uit een klein dorpje in Roemenië, uit een grote familie. Thuis was er altijd een tekort aan alles. Ons huis was oud, koud en vervallen en kansen op een beter leven waren er eigenlijk niet. Ik was 12 toen ik stopte met school en voor de kinderen van mijn zus moest gaan zorgen. Ik herinner me vooral de kou, de natte vloeren en de lege magen. Er moest toch meer zijn dan dit? Ik wilde een baan vinden, geld verdienen en mijn familie helpen. Er moest een manier zijn!
Rond die tijd ontmoette ik Romario, hij was een mooie jongen en een hele goede prater, hij maakte echt werk van mij en begreep mijn toekomstdromen. Ik was jong en naïef en vertrouwde hem. Hij zou een baan voor me kunnen regelen in Nederland en beloofde me gouden bergen. En ik? Ik geloofde hem. Ik wilde hem geloven, ik wilde geloven dat er een ander leven mogelijk was, dat ik rijk zou worden en alles zou kunnen kopen waar ik van droomde.
En dus vertrok ik met de auto, mee met Romario, op weg naar een betere toekomst. Mijn familie liet me gaan, ze hebben nooit kritische vragen gesteld. Ze hebben nooit willen weten wat ik eigenlijk doe en hoe ik aan geld kom.
Eenmaal in Amsterdam vallen mijn dromen in duizend stukjes.
"Ik beland in een industrie waar ik seks moet hebben met mannen die zo oud zijn als mijn vader."
‘Je gaat werken!’ Bijt Romario me nog een keer toe en slaat me gemeen in mijn gezicht voordat hij weggaat. De andere vrouwen vangen me op. Het is een belachelijk gezicht; trillend sta ik daar in mijn spijkerbroek en gympen tussen de andere vrouwen in lingerie.
Van mijn laatste geld had ik in Roemenië gympen gekocht, ik ging ervan uit dat ik goede schoenen nodig had als ik achter een bar zou gaan werken. Het worden de hoge hakken en de werkkleding van een prostituee. De weken erna gaan in een waas voorbij, de shock is te groot, ik kan het niet meteen verwerken. Ik beland in een industrie waar ik seks moet hebben met mannen die zo oud zijn als mijn vader.
Ik ben net achttien en weet van niets. Ik spreek geen Nederlands, weet niet waar ik precies ben en heb nog nooit gehoord van instanties die kunnen helpen. Het duurt maanden voordat ik weet in welk deel van Amsterdam ik ben en voor het eerst de Dam zie. Ik moet werken; zes, soms zeven dagen per week, 15 uur per dag. Ik word heen en weer gereden tussen het bordeel en de flat waar ik slaap en die ik met veel meer meisjes moet delen. Het geld moet ik inleveren. Langzaam voel ik dat ik verander in een willoze pop, ik doe wat er van me gevraagd wordt en ik hou mezelf op de been met pillen en cocaïne.
Eén van mijn vaste klanten is John, hij zegt dat hij verliefd op me is en me graag wil helpen. Ik laat het maar een beetje gebeuren, hij zal wel net zo zijn als alle andere mannen. Maar John blijkt anders, hij komt voor me op en raakt verzeild in een ruzie met Romario. Als de politie ertussen komt weet ik dat dit mijn kans is om te praten. Ik begin te praten tegen de politie en kan niet meer stoppen. Het kan me niet meer schelen wat er gebeurt, ik moet aan iemand vertellen hoe ik hier terecht ben gekomen en hoe ik behandeld word.’
Ik doe aangifte tegen Romario maar het duurt nog lang voordat hij vast zit en als hij erachter komt dat ik met de politie heb gepraat slaat hij me in elkaar. Uiteindelijk wordt hij vastgezet, eventjes dan, hij is al snel weer op vrij voeten. Ik ben zelf weer gaan werken en zit dan alweer achter het raam, zonder opleiding, zonder beheersing van het Nederlands en zonder contacten, heb ik weinig andere opties. Ik werk nog een tijdje voor mezelf.
Ik heb nu alles waar ik ooit van gedroomd heb; de Prada-tassen, de Gucci parfums en de duurste smartphone. Maar ik kan het niet meer, ik ben helemaal op. Ik heb alles, maar ik ben niemand meer.
"Ik word nu gezien als vrouw, en niet als hoer."
Ik ontmoet een hulpverlener van Scharlaken Koord en samen beginnen we aan de lange weg om mijn leven op te bouwen. Die weg is lang, vol hobbels en valkuilen. Huisvesting is een groot probleem, ik heb schulden en het lukt pas na heel veel moeite een uitkering te krijgen. Als de praktische zaken een beetje geregeld zijn, krijg ik last van nachtmerries en loop ik emotioneel helemaal vast.
Ik heb het gered, ik heb geleerd dat ik wel wat waard ben. Ik word nu gezien als vrouw, en niet als hoer. Het is moeilijk geweest en ik heb vaak nauwelijks de verleiding kunnen weerstaan om terug te gaan naar het raam. Maar ik wist dat er iets beters voor mij was: een echt leven! Die kans heb ik met beide handen aangegrepen. Ik heb nu een lieve vriend, werk en ben net bevallen van mijn tweede kind. Ik heb geleerd om nooit op te geven en te blijven geloven in een betere toekomst.